Doelgerichte vergunning

Een doelgerichte vergunning schrijft voor wat het doel is dat bereikt moet worden, maar laat open hoe dit doel precies bereikt moet worden. Dit geeft de vergunninghouder meer vrijheid om zelf te bepalen welke middelen of methoden worden gebruikt om aan de vergunningseisen te voldoen.

Kenmerken:

  • Resultaatgericht: De nadruk ligt op het te behalen eindresultaat.
  • Flexibiliteit: De vergunninghouder kan zelf bepalen welke technologieën, processen of methoden worden toegepast.
  • Innovatie: Stimuleert creativiteit en innovatie omdat er meerdere manieren kunnen zijn om het doel te bereiken.

Middelgerichte vergunning

Een middelgerichte vergunning daarentegen schrijft voor welke specifieke middelen, methoden of procedures gebruikt moeten worden om aan de vergunningsvoorwaarden te voldoen. Dit type vergunning legt de nadruk op de wijze waarop de doelstellingen moeten worden gerealiseerd.

Kenmerken:

  • Procesgericht: De nadruk ligt op de specifieke middelen en methoden die gebruikt moeten worden.
  • Voorspelbaarheid: Biedt duidelijkheid en zekerheid over de te gebruiken technieken en processen.
  • Beperkte flexibiliteit: Minder ruimte voor de vergunninghouder om af te wijken van de voorgeschreven middelen of methoden.

Voorbeelden

  • Doelgerichte vergunning: Een vergunning die stelt dat een veehouderij de uitstoot van ammoniak, fijnstof en geur onder een bepaald niveau moet houden, zonder voor te schrijven hoe dat precies moet gebeuren.
  • Middelgerichte vergunning: Een vergunning die voorschrijft dat dezelfde veehouderij een specifiek type stalsysteem of een bepaalde technologie moet gebruiken om de uitstoot te verminderen.

Voor- en nadelen

  • Doelgerichte vergunningen kunnen innovatie en efficiëntie bevorderen, maar kunnen moeilijker te handhaven zijn omdat het resultaat gemeten moet worden.
  • Middelgerichte vergunningen zijn vaak eenvoudiger te controleren en handhaven, maar kunnen minder efficiënt zijn en innovatie ontmoedigen omdat ze de vergunninghouder beperken tot voorgeschreven methoden.

De keuze tussen een doelgerichte en een middelgerichte vergunning hangt vaak af van de specifieke context, de mate van risico, en de behoefte aan flexibiliteit of zekerheid in de naleving.

Conclusie

In Nederland worden doelgerichte vergunningen toegepast in verschillende sectoren om flexibiliteit en innovatie te bevorderen. Door doelen te stellen zonder de exacte middelen voor te schrijven, kunnen bedrijven en instellingen creatieve en efficiënte oplossingen ontwikkelen om aan de regelgeving te voldoen. 

 

Toekomst

Er is veel kritiek op middelgerichte vergunningen in de veehouderij. Uit onderzoek is gebleken dat de emissies in de praktijk regelmatig veel hoger zijn dan ze volgens de gebruikte Rav factoren zouden moeten zijn. Hierop kan niet gehandhaafd worden. Er wordt immers het juiste "middel" gebruikt. Om er zeker van te zijn dat emissies onder de vereiste grenzen blijven is een doelgerichte vergunning een beter systeem. Een voorwaarde is wel dat de emissies goed te meten zijn. Omdat de meetmethodes snel beter worden stijgt de belangstelling voor doelgerichte vergunningen in de veehouderij.

 

Sinds wanneer is een doelgerichte vergunning voor de veehouderij mogelijk?

Voor 23 april 2021 was een doelgerichte vergunning in de veehouderij niet toegestaan. De toen geldende regelgeving vereiste dat er van bijlage 1. huisvestingssystemen en emissiefactoren van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) gebruik gemaakt werd. Hierin staan de emissiefactoren voor ammoniak, fijnstof en geur van huisvestingssystemen waarmee gerekend moet worden om vast te stellen dat emissie grenzen niet overschreden worden. Dit begon steeds meer te knellen. En wel om de volgende twee redenen. Uit onderzoek van de WUR bleek dat de toegepaste middelen de reductie zoals in de Rav in de praktijk regelmatig niet bleken te halen. Als gevolg daarvan wordt het milieu meer belast dan toegestaan. Een tweede nadeel is dat er bestaande emissie verlagende methodes zijn die geen Rav factor hebben, bijvoorbeeld gebruik van salpeterzuur om mest te verzuren. Maar ook innovatieve methodes zoals dagontmesting hebben meestal geen Rav factor. De oorzaak was dat het verkrijgen van een Rav erkenning een langdurig, complex en dus duur proces was en nog is. De roep om hier wat aan te doen werd steeds groter.

Op 23 april 2021 werd hierin voorzien door een bevoegdheid op te nemen in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet  (Staatsblad 2021, 193 zie artikel 7ae). De bevoegde instanties in de de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Overijssel kregen experimenteerruimte om innovaties een kans te geven. Natuurlijk werden hier voorwaarden aan verbonden. Zo moet worden aangetoond hoe er onder het emissieplafond gebleven wordt en emissies van ammoniak en fijnstof moeten gemeten worden overeenkomstig het Protocol voor meting met sensoren of een gelijkwaardige methode.

Doelgerichte vergunningen zijn hierdoor mogelijk maar bleken nog steeds moeizaam tot stand te komen. Gedurende de periode 23 april 2021 en 1 januari 2024 werd er zover mij bekend zeggen en schrijven één doelgerichte vergunning afgegeven en wel door de gemeente Roerdalen in Limburg. Aan het einde van deze pagina staat een concept van deze vergunning. De vergunning is begin 2024 onherroepelijk geworden.

 

Situatie per 1 januari 2024

Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet van kracht. In de omgevingswet krijgen lagere overheden (gemeente, provincie en waterschap) zoveel mogelijk de gelegenheid om het maatschappelijk doel te realiseren met concreet eigen beleid eigen lokale regels en eigen uitvoering van maatregelen. Dit is het decentraal tenzij principe. De omgevingswet is een kaderwet waarin niet of nauwelijks inhoudelijke regels staan. Die concrete regels staan in de "lagere" wet en regelgeving die onder de omgevingswet hangt. Relevante regels die een doelvergunning mogelijk maken staan in de volgende besluiten:

 

Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl)

Hierin staan de regels die het rijk aan lagere overheden oplegt.

Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal)

Hierin staan de rechtstreeks werkende rijksregels die gelden voor burgers, bedrijven en overheden. Ook wordt in dit besluit aangegeven voor welke Milieu Belastende Activiteiten (Mba) een vergunning moet worden aangevraagd of een melding gedaan moet worden.

 

Belangrijk is dat in het Bal de mogelijkheid geboden wordt voor maatwerk. Zo kan een lagere overheid in haar omgevingsplan (gemeente) of omgevingsverordening (provincie) gemotiveerd afwijken van algemene rijksregels om bijvoorbeeld eigen ambities in de leefomgeving na te streven.

 

In paragraaf 4.82 van het Bal staat wat van toepassing is op het houden van landbouwhuisdieren in een dierenverblijf. In deze paragraaf staan een aantal tabellen waarin de emissiegrenswaarden voor meerdere diercategorieën opgenomen zijn. Zo is bijvoorbeeld de maximale uitstoot voor ammoniak van een vleesvarken van 25kg of zwaarder gehouden in een dierverblijf opgericht voor 15 juli 2015 1,6 kg per dierplaats per jaar. Stel een bedrijf heeft huisvesting voor 5000 vleesvarkens. Dan staat er in een doelgerichte vergunning: De emissie van ammoniak die vanuit [naam bedrijf] wordt geëmitteerd naar de buitenlucht mag maximaal 8000 NH3 per jaar bedragen.

 

Of een bedrijf hieraan kan voldoen volgt uit bijvoorbeeld een berekening waarvoor de emissiefactor van het desbetreffende systeem gebruikt worden. De emissiefactoren staan in bijlage V van de Omgevingsregeling.

 

Maar wat als er geen emissiefactor van het systeem beschikbaar is? Daar biedt de Omgevingswet de volgende oplossing voor. In artikel 4.824 van het Bal staat dat het middels maatwerk mogelijk is om van de algemene emissiewaarden af te wijken middels doelvoorschriften op basis van emissiemetingen. De wetgever wil hiermee meer flexibiliteit bieden om het milieu en de natuur te ontlasten. Hieraan is wel een voorwaarde verbonden. De emissies worden binnen twee jaar na het in gebruik nemen van het huisvestingssysteem gemeten volgens de bij ministeriële regeling gestelde regels. Zie hiervoor de volgende notitie: Richtlijnen voor het bepalen van emissies uit veestallen. Als de grenswaarde niet gehaald worden dan moeten er aanvullende maatregelen genomen worden. Dit volgt uit een voorschrift opgenomen in de vergunning.

 

Conclusie

Doelsturing opent de mogelijkheid om, binnen aanvaardbare grenzen, zoveel mogelijk ruimte te bieden aan de veehouder om eigen keuzes te maken om te verduurzamen.

 

Aan de slag!

Als een veehouder een vergunning wil aanvragen voor een emissie reducerend systeem waarvoor geen emissiefactor beschikbaar is dan is dat mogelijk door het opstellen van maatwerk waardoor een proefstalstatus verkregen wordt. Het is wel nodig de aanvraag goed voor te bereiden. De aanvraag wordt door het bevoegde gezag getoetst. In de meeste gevallen is dat de gemeente. Die heeft meestal haar omgevingsdienst gemandateerd om de aanvraag te toetsen en de vergunning op te stellen. Het is zaak om de toetser  van de aanvraag te overtuigen van de werking van het systeem en de te verwachten emissiereductie. Kortom er moet gezorgd worden voor een goede milieu onderbouwing.

 

Veel organisaties zijn hier mee aan de slag gegaan. In proefstallen zijn ze methodes en technieken aan het uitproberen en emissies aan het meten. De resultaten worden in rapporten gepresenteerd wat vervolgens door aanvragers als "bewijsmateriaal" gebruikt kan worden. Hier een aantal voorbeelden van organisaties die hier volop mee aan de slag zijn:

 

Netwerk voor innovaties in de landbouw

De Hoeve Innovatie

Praktijkcentrum Emissiereductie Veehouderij

RAMBO

Regio Foodvalley presenteert het bedrijvenmeetnetwerk

Taskforce Toekomst Bestendige Stallen

 

Nu al aan de slag. Het kan!

Voorbeeld 1

 Je hebt gehoord dat collega puimveehouders in het buitenland maissilage gebruiken om uitstoot van ammoniak en geur bij slachtkuikens te verminderen. Je start een zoektocht op het internet naar informatie. Je komt dan bijvoorbeeld op de site van het ILVO (Vlaanderen/België). Op de pagina "Ammoniak-emissiereducerende maatregelen en technieken"

Selecteer je P-6 Slachtkuikens en vervolgens selecteer je PAS P-6.1

Je krijgt dan een leaflet waarop het werkingsprincipe staat, eisen aan het gebruik, hoe de maatregel gecontroleerd kan worden en hoe hoog de emissiereductie van ammoniak uitstoot is. Ook lees je hier dat er gebruik gemaakt wordt van het fermentatie principe. Door de PH te verlagen wordt er minder NH4+ omgezet in NH3. Uit ervaring is bekend dat als je mest niet laat rotten maar laat fermenteren dat de geuroverlast aanzienlijk minder wordt.

Vervolgens moet je een keuze maken hoe de reductie van ammoniakuitstoot kunt meten. Je kunt daarvoor eens kijken op de site van de volgende aanbieders van meetapparatuur:

 

Environmental Monitoring Systems (EMS)

Healthy climate solutions

 

Maak voor het maken van een keuze gebruik van het volgende rapport: Richtlijnen voor het bepalen van emissies uit veestallen. 

 

Als je geen vergunning hoeft aan te vragen maar kunt volstaan met een melding dien dan naast de melding een verzoek in voor "een doelgerichte maatwerkvergunning".

 

Voorbeeld 2

Als je mest in een mestkelder opvangt en niets doet dan gaat de mest rotten. Dat veroorzaakt o.a. NH3 emissie, CH4 emissie en emissie van organische vetzuren die met name de bron van stank zijn. In veel landen kiest men ervoor om de mest in mestopslagen te laten fermenteren. Dit vraagt om een behandeling van de mest die ervoor zorgt dat de PH van circa 7,5 naar 5,5 zakt. Het gevolg is dat er minder ammonium (NH4+) in ammoniak (NH3) omgezet wordt. NH4+ is niet vluchtig waardoor de stikstof (N) in de mest blijft. Veehouders in landen zoals China sturen hierop omdat ze geen geld hebben om kunstmest aan te kopen. Ze proberen door fermentatie de bemestingswaarde van de mest te verhogen.  Maar hoeveel emissie reductie mag je verwachten door de PH met 2 punten te verlagen? Door te googelen kun je veel informatie vinden over biologisch verzuren. De kern is meestal dat je melkzuurbacteriën in de mest moet helpen om het te "winnen" van concurrerende micro-organismen. Bijvoorbeeld door makkelijk verteerbare suikers toe te voegen. 

 

Een vraag is hoe hoog de te verwachten emissie reductie is. Meer hierover lees je hier. en hier. Je komt dan tot een reductiepercentage wat je met wetenschappelijk onderzoek kunt staven. De kans is aanwezig dat de vereiste reductie nog niet gehaald wordt. Je zult dan nog aanvullende maatregelen moeten toepassen. Denk aan toevoegen van benzoëzuur aan  het voer en/of het verlagen van het eiwit in het voer

 

Bekijk ook de volgende documenten:

Voor het op een juiste methode meten van emissies:

Richtlijnen voor het bepalen van emissies uit veestallen (versie 2)

Hoe moeten de meetgegevens aan het bevoegde gezag aangeboden worden:

Richtlijnen voor data-aanlevering emissiemonitoring veehouderij

Tips en adviezen om tot een goede aanvraag te komen:

Toolbox Passende Beoordeling Emissiearme Stalsystemen

Voor meer systemen en maatregelen:

Methodes om emissies te verlagen die haalbaar en betaalbaar zijn toepasbaar in bestaande stallen

 

Fijnstof

Fijnstof is in bovenstaande niet aan bod gekomen. Ook voor fijnstofreductie zul je een methode moeten kiezen.  Kies je voor een ionisatietechniek bijvoorbeeld Aquamar of voor FreshlightAgri of voor de alles in één oplossing van Animal Life plus waarbij Effective Microorganisms (EM) met grote regelmaat in de stal vernevelt wordt. 

 

Geur

Het meten van geur is lastig. De huidige methodes die beschikbaar zijn zijn onbetrouwbaar en erg duur. Daarom zal je hierover in de literatuur bij gefermenteerde mest niet veel anders tegenkomen dan "we hebben geconstateerd dat de geuroverlast aanzienlijk verminderd is". Belangrijk onderdeel van de aanvraag van een vergunning is dat voordat de aanvraag ingediend wordt dat er een dialoog plaatsvindt met de omwonenden. Vertel ze over je plannen. Geef aan dat fermenterende mest aanzienlijk minder geuroverlast veroorzaakt dan rottende mest. Neem zo nodig  een aantal buren mee naar een collega die zijn mest al laat fermenteren en laat ze in en buiten de stal waarnemen. Noteer de bevindingen in een geurrapport en vraag de omwonende dit voor gezien te ondertekenen. Laat dit geurrapport onderdeel uitmaken van de aanvraag.

 

Conclusie

Een doelvergunning vergt aanzienlijk meer voorbereiding dan een middelvergunning waarvoor je met een beschikbare emissiefactor kunt rekenen. Zorg dat je alles goed voorbereid voor je een vergunningaanvraag indient. Vraag het bevoegde gezag (meestal de gemeente) om een vooroverleg. Vraag of bij dit overleg ook een medewerker van de omgevingsdienst, die de aanvraag gaat beoordelen, aanwezig kan zijn. Volg de aanwijzingen goed op en los eerst onduidelijkheden of geconstateerde problemen op. Laat je adviseren door een goed adviesbureau. Vraag om een medewerker die zich verdiept heeft of zich wil verdiepen in de kansen en voorwaarden van een doelvergunning. Dien de aanvraag pas in als je alles compleet hebt. Door te kort aan personeel kiezen steeds meer omgevingsdiensten ervoor om niet complete aanvragen buiten behandeling te laten. Je krijgt dan slechts één kans om de benodigde gegevens aan te vullen. 

 

Veel succes!

 

Hieronder staat een voorbeeld van een doelgerichte vergunning voor een varkensbedrijf. Het betreft een meldingsplichtig bedrijf wat het bevoegd gezag om een doelgerichte maatwerkvergunning gevraagd heeft. Begin 2024 is de doelvergunning, afgegeven door de gemeente Roerdalen, onherroepelijk geworden. 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb