Van Rav naar Resultaat – Waarom doelsturing het stikstofbeleid wél kan laten slagen
In Land- en Tuinbouwbulletin (LTB 2024/45) uit Franca Damen stevige kritiek op het concept van doelsturing in het stikstofbeleid. Volgens haar zijn de randvoorwaarden zo streng, de metingen zo onzeker en de uitvoeringspraktijk zo lastig, dat doelsturing op z’n best toekomstmuziek is – en op z’n slechtst een afleiding van wat echt nodig is: middelgerichte bronmaatregelen zoals emissiearme vloeren.
Het is een herkenbaar geluid. Maar het miskent drie fundamentele ontwikkelingen:
-
het bewezen falen van de bestaande middelgerichte aanpak,
-
het snel groeiende aantal boeren dat via maatwerk écht resultaat boekt, en
-
de snelle opkomst van betrouwbare meetinstrumenten op bedrijfsniveau.
Het falen van de middelgerichte aanpak
Een recente studie van Wageningen UR en het CBS (WLR-rapport 1516) bevestigt dat de meeste emissiearme staltypen in de praktijk aanzienlijk slechter presteren dan hun Rav-emissiefactoren suggereren. Met name in de melkveehouderij is het stikstofverlies uit ‘emissiearme’ vloeren in veel gevallen zelfs hoger dan bij traditionele staltypen. Deze conclusie komt niet uit een kleinschalige steekproef, maar uit zes jaar praktijkdata op basis van duizenden mestmonsters. Het onderzoek gebruikt de NP-methode, waarbij het stikstofverlies in de stal wordt afgeleid uit de verandering in de N/P-verhouding tussen excretie en afvoer. Het beeld is duidelijk: wat op papier werkt, faalt in de praktijk.
Toch blijft Damen vasthouden aan de kracht van middelvoorschriften. Ze stelt dat deze juridisch en bestuurskundig hanteerbaar zijn. Dat mag zo zijn – maar wat is bestuurlijke hanteerbaarheid waard als het milieudoel niet wordt gehaald? Haar analyse mist hier de urgentie om te erkennen dat bronmaatregelen zonder bewezen effectiviteit geen duurzame oplossing zijn.
Boeren die emissie wél halveren
Daar tegenover staan voorlopers in de melkveehouderij die het anders doen. Honderden melkveehouders hebben in eigen beheer de stikstofemissie per koe gehalveerd – van 13 naar 6,5 kg per jaar – door hun mest te laten fermenteren (rijpen van mest) met biologische of microbiologische aanzuring, en door precisievoeding toe te passen. Niet omdat het moest, maar omdat het rendeert. Deze boeren zijn geen uitzondering; ze vormen een groeiende groep die laat zien dat maatwerk loont, mits goed uitgevoerd en gemeten.
Voor deze groep, waaronder veel biologische melkveehouders, is een doelvergunning geen juridische hobby, maar een praktische route: zij hoeven geen kostbare, ineffectieve techniek meer aan te schaffen, zolang zij met metingen kunnen bewijzen dat hun aanpak werkt. En dat brengt ons bij het derde punt.
Meten op bedrijfsniveau is steeds beter mogelijk
Damen benadrukt terecht dat meetbaarheid cruciaal is voor doelsturing. Ze betwijfelt echter of die meetbaarheid haalbaar is. Dat klopt – of liever: dat klopte. Want juist op dit vlak gaan de ontwikkelingen razendsnel. Nieuwe sensoren, mestanalyses gekoppeld aan de KringloopWijzer en satellietmetingen van ammoniakconcentraties in combinatie met grondstations bieden steeds fijnmaziger inzicht. Voor het eerst wordt het realistisch om stikstofemissie per bedrijf, of zelfs per stal, betrouwbaar te monitoren. Waar Damen spreekt over onzekerheid, ontstaat in werkelijkheid een nieuwe precisie.
Van papieren normen naar echte reductie
Doelsturing is geen wondermiddel. Het vergt zorgvuldige uitvoering, betrouwbare metingen, en scherpe handhaving. Maar het biedt wél de mogelijkheid om boeren die aantoonbaar resultaat boeken, ruimte te geven. Het maakt het stikstofbeleid eerlijker, effectiever en toekomstbestendig. Geen blind vertrouwen meer in papieren normen, maar ruimte voor maatwerk en innovatie – mits het werkt.
De conclusie is helder: doelsturing verdient geen achterdocht, maar steun. Niet in plaats van, maar naast goede generieke regels. Als we serieus werk willen maken van stikstofreductie, is het tijd om over te stappen van Rav naar resultaat.
Maak jouw eigen website met JouwWeb