De Geschiedenis van Mestgebruik en Stikstof in de Landbouw

 

1. De tijd vóór kunstmest: mest als onmisbare voedingsbron

Voor de komst van kunstmest was dierlijke mest cruciaal voor de landbouw. Gewassen haalden hun voedingsstoffen uit de bodem, en zonder bemesting zou de grond na enkele oogsten uitgeput raken. Boeren hielden vee niet alleen voor melk, vlees en arbeid, maar ook om hun land te bemesten.

Mest werd verzameld op een mestvaalt, waar het gecontroleerd rijpte. Dit proces duurde enkele maanden en zorgde ervoor dat stikstof en andere voedingsstoffen in organische vorm beschikbaar kwamen. De mest werd geleidelijk omgezet in stabiele humusstoffen die de bodemstructuur verbeterden en de vruchtbaarheid op lange termijn ondersteunden.

 

2. De komst van kunstmest: een revolutie in de landbouw

In de late 19e en vroege 20e eeuw kwam kunstmest op de markt. Een cruciale doorbraak was het Haber-Boschproces (begin 20e eeuw), waarmee stikstof uit de lucht werd omgezet in ammoniak. Hierdoor werd het mogelijk om kunstmest op grote schaal te produceren, waardoor de landbouw minder afhankelijk werd van dierlijke mest en de voedselproductie kon stijgen.

Aanvankelijk werd kunstmest gezien als een aanvulling op dierlijke mest, maar al snel begon men het als een volwaardig alternatief te gebruiken. Dit leidde tot een sterke stijging van de gewasopbrengsten en verminderde de noodzaak van traditionele mestverwerking.

 

3. Na de Tweede Wereldoorlog: schaalvergroting en intensivering

Na de Tweede Wereldoorlog werd voedselzekerheid een prioriteit. Overheden stimuleerden de mechanisatie en intensivering van de landbouw. Dit betekende:

  • Grotere veestapels en specialisatie in melk- en vleesproductie.
  • Kunstmestgebruik op industriële schaal.
  • Mechanisatie van mestverwerking en opslag.

In deze periode werd de mestvaalt grotendeels vervangen door mestkelders onder stallen. Dit bespaarde arbeid en vereenvoudigde het mestbeheer, maar had onverwachte nadelen.

 

4. De opkomst van mestkelders en het einde van de mestvaalt

Waar mest vroeger rijpte en waardevolle organische stoffen opleverde, ging mest in mestkelders rotten. Dit kwam doordat de mest onder anaerobe omstandigheden (zonder zuurstof) werd opgeslagen. Rotte mest verloor veel stikstof in de vorm van ammoniak en bevatte minder stabiele organische stoffen. Hierdoor werd de mest minder waardevol als bodemverbeteraar.

 

5. Bodemvruchtbaarheid en stikstofverlies

Door het wegvallen van rijpingsprocessen verslechterde de kwaliteit van mest. Dit had twee grote gevolgen:

  1. Verlies van bodemvruchtbaarheid – Organische stofafbraak nam toe, waardoor de bodemstructuur verslechterde en het water- en luchtgehalte in de bodem afnam.
  2. Meer stikstofverliezen – De ammoniakuitstoot nam toe, waardoor minder stikstof in de bodem terechtkwam en meer kunstmest nodig was om dit te compenseren.

 

6. De rol van goedkoop aardgas en goedkope stikstofkunstmest

Vanaf de jaren ‘60 en ‘70 was dit echter geen probleem, omdat stikstofkunstmest goedkoop was. De reden? Kunstmestproductie vereist veel energie, en aardgas – een belangrijke grondstof – was toen spotgoedkoop.

Dit zorgde ervoor dat boeren zich weinig zorgen maakten over het verlies van stikstof uit mest. In plaats van mest beter te benutten, werd kunstmest gezien als een makkelijke en goedkope oplossing.

 

7. De energiecrisis en stijgende kunstmestprijzen

De situatie is inmiddels drastisch veranderd. Door de energiecrisis en geopolitieke spanningen zijn de prijzen van aardgas en dus ook van kunstmest sterk gestegen. Boeren worden nu geconfronteerd met hoge kosten en zoeken alternatieven om efficiënter met stikstof om te gaan.

Een van de oplossingen is om weer meer gebruik te maken van natuurlijk gerijpte mest. Dit kan de afhankelijkheid van kunstmest verminderen en tegelijkertijd de bodemkwaliteit verbeteren.

 

8. Terug naar een duurzamere mestbenutting: mest rijpen in plaats van laten rotten

In Nederland kiezen steeds meer veehouders ervoor om hun mest weer te laten rijpen in plaats van te laten rotten. Dit gebeurt vooral in twee groepen:

  • Biologische veehouders – Zij mogen geen kunstmest gebruiken en moeten dus efficiënt omgaan met de mineralen en voedingsstoffen in mest. Dit maakt mest rijpen een noodzaak.
  • Reguliere veehouders die kringlooplandbouw toepassen – Steeds meer gangbare melkveehouders en akkerbouwers ontdekken de voordelen van beter mestbeheer. De besparing op kunstmestkosten is aanzienlijk, maar nog belangrijker is de verbeterde bodemkwaliteit, die op lange termijn de productiviteit verhoogt.

Door mest rijpen, wat tegenwoordig ook mogelijk is in mestkelders, te combineren met precisievoeding en precisiebemesting kan bovendien de ammoniakemissie met 50% worden verlaagd – precies de reductie die de overheid eist. Dit maakt mest rijpen niet alleen economisch interessant, maar ook een effectieve manier om aan strengere milieuregels te voldoen.

Conclusie: de cirkel is rond

Waar mest eeuwenlang werd gezien als een waardevolle bron van vruchtbaarheid, raakte het in de 20e eeuw steeds meer op de achtergrond door de opkomst van kunstmest. Dit leidde tot eenzijdige landbouwpraktijken en een hogere ammoniakuitstoot.

Nu de prijs van kunstmest stijgt en milieuregels strenger worden, keren steeds meer boeren terug naar een duurzamere mestbenutting. Door mest te laten rijpen in plaats van te laten rotten, kunnen zij de stikstofkringloop sluiten, de bodemvruchtbaarheid herstellen en tegelijkertijd hun kosten verlagen.