Niet meer mogen verbeteren als nieuwe blokkade
Er was eens een soort die zichzelf kroonde tot heerser van de planeet. Gewapend met verstand en vernuft, baande hij zich een weg door bossen, over oceanen en door de lucht, niet geleid door instinct, maar door een ontembare drang naar vooruitgang. Hij bouwde steden waar ooit wouden stonden, trok grenzen waar ooit rivieren vrij stroomden, en kweekte gewassen waar de bodem ooit in rust lag.
Zijn succes was ongekend. Geen ander wezen had zo veel macht over zijn omgeving. Maar in zijn triomf lag ook zijn tragiek verscholen: hij wist niet van ophouden. Groei was zijn geloof, meer zijn mantra, en hij zag niet hoe hij met elke stap vooruit het fundament onder zijn eigen bestaan wegsloeg.
De mens, het plaagdier bij uitstek, had een wonderlijke gave: hij kon de gevolgen van zijn daden begrijpen, maar toch bleef hij ze herhalen. Hij zag hoe de zeeën leeg raakten en de bossen verdwenen. Hij wist dat zijn velden zouden verschralen, dat de lucht zou verzuren, dat het klimaat zou kantelen. En toch, telkens als hij de kans had om een andere weg in te slaan, verzonk hij in regels, belangen en kortzichtigheid.
Zelfs toen hij begreep dat zijn eigen uitwerpselen – de stikstof, de mest, de rook uit zijn schoorstenen – de wereld om hem heen verstikten, kon hij het tij niet keren. Niet omdat hij niet wilde, maar omdat hij zichzelf had vastgezet in een web van wetten en systemen die hem ooit vooruit moesten helpen, maar die nu de ketenen waren waarin hij gevangen zat.
De ironie was pijnlijk. Wie zijn huis vervuilt, ruimt het op. Wie zijn water vergiftigt, zoekt een nieuwe bron. Maar de mens, de soort die alles kon maken en breken, had zichzelf in een positie gebracht waarin hij de oplossing zag en er toch niet bij kon. Zijn regels, bedoeld om orde te scheppen, maakten dat hij zelfs het meest logische niet meer mocht doen. Veehouders die de schade wilden beperken, kregen te horen dat ze hier geen vergunning voor kregen. Fabrieken die schoner wilden werken, zagen hun vergunningen vastlopen in procedures. Willen was niet langer het probleem – mogen was de nieuwe blokkade.
De meeste mensen trokken zich hier niets van aan. Ze waren druk met hun dagelijkse beslommeringen, met werk, gezin, vakantieplannen en de laatste prijsstijgingen in de supermarkt. Ze vertrouwden erop dat ‘anderen’ dit probleem wel zouden oplossen – de wetenschap, de politiek, de actievoerders.
En dus was het een minderheid die zich druk maakte. Die protesteerde, rechtszaken voerde, pleitte voor striktere regels en scherpere handhaving. Maar in hun strijd voor verandering trokken ze het net van wetten en verboden nog strakker aan. Hoe groter de roep om bescherming, hoe meer regels er kwamen. Hoe meer regels, hoe minder speelruimte voor praktische oplossingen. Zo kwam de samenleving in een merkwaardige spiraal terecht: hoe harder men vocht voor een beter evenwicht, hoe vaster de knoop kwam te zitten.
En zo strompelde de heerser van de aarde voort, gevangen in zijn eigen succes, ploeterend tussen kennis en onvermogen. Misschien zou hij op een dag leren, niet als individu, maar als collectief. Misschien zou hij inzien dat macht niet alleen zit in verovering, maar ook in terughoudendheid.
Of misschien zou hij, zoals zoveel soorten voor hem, uiteindelijk struikelen over zijn eigen nalatigheid. De eerste soort in de geschiedenis die wist wat hij deed – en toch niet in staat was het te veranderen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb