De stikstofcrisis zit muurvast. Satellietmetingen bieden een uitweg

 

Het stikstofbeleid in Nederland bevindt zich in een impasse. Melkveehouders nemen vrijwillig maatregelen om hun ammoniakemissie fors te reduceren, maar de juridische werkelijkheid beweegt niet mee. De oorzaak? Een achterhaald systeem dat emissie- en depositieberekeningen baseert op aannames en rekenregels, in plaats van op wat zich daadwerkelijk in de praktijk afspeelt. Tijd voor een koerswijziging: laten we stikstof niet langer vooral berekenen, maar ook meten — met satellieten en grondstations.

 

Rantsoen aanpassen, mest fermenteren — maar geen vergunning

Stel: een melkveehouder besluit zijn stikstofemissie met 50% te verlagen. Hij verlaagt het ruw eiwitgehalte in het rantsoen, fermenteert zijn mest met een microbiologisch middel en spoelt zijn vloeren om ammoniakvorming te voorkomen. Deze maatregelen zijn uitvoerig onderbouwd, worden inmiddels door honderden boeren toegepast, en leiden aantoonbaar tot minder uitstoot.

Maar als deze veehouder zijn vergunning wil aanpassen — bijvoorbeeld om binnen zijn bestaande emissieplafond iets meer dieren te houden of om andere investeringen mogelijk te maken — loopt hij vast. De benodigde stikstofreductie kan namelijk niet in AERIUS worden ingevoerd. Waarom niet? Omdat managementmaatregelen zoals rantsoenaanpassing of mestfermentatie geen officiële emissiefactor (RAV-code) hebben. En zonder RAV-code geen rekenbare reductie, en dus geen vergunning. Een Kafkaëske situatie.

 

De papieren werkelijkheid drijft verder af van de realiteit

In de praktijk daalt de emissie. Maar op papier blijft die gelijk. Het gevolg: de stikstofbelasting op Natura 2000-gebieden wordt daadwerkelijk verminderd, maar de modelberekeningen blijven een overschrijding van de Kritische Depositiewaarde (KDW) laten zien. En zolang dat zo is, blijven rechters de verlening van vergunningen voor maatschappelijke projecten zoals woningbouw, dijkversterking of energietransitie blokkeren.

Deze systematiek werkt verlammend. Veehouders die hun emissie willen verlagen krijgen daar geen juridische ruimte voor terug. En beleidsmakers blijven sturen op modeluitkomsten die onvoldoende aansluiten bij de realiteit op het erf en in het landschap.

 

Een uitweg: meten in plaats van rekenen

Er is echter een alternatief. Dankzij recente technologische doorbraken is het nu mogelijk om stikstofemissies en -deposities steeds nauwkeuriger te meten. Satellieten kunnen dagelijks het aardoppervlak scannen op de aanwezigheid van stikstofdioxiden (NOx) en ammoniak (NH₃). Wanneer deze waarnemingen worden gekoppeld aan grondstations — met sensoren die lokaal de concentraties valideren — ontstaat een meetnetwerk waarmee op perceelsniveau zichtbaar wordt wie wat uitstoot, en waar die stikstof terechtkomt.

Door deze metingen periodiek te verwerken in gebiedsrapportages (bijvoorbeeld per kwartaal) ontstaat een realistisch beeld van de werkelijke druk op natuurgebieden. Anders dan modelberekeningen maakt dit systeem beter onderscheid tussen bronnen, richtingen en fluctuaties in tijd. Ook structurele verbeteringen door boeren worden zo zichtbaar én juridisch verankerbaar.

 

Van rekenmodellen naar meetgedreven vergunningverlening

Door satellietmetingen te integreren in het vergunningenstelsel — bijvoorbeeld als onderbouwing voor zogenaamde doelvergunningen — kan de kloof tussen papieren en werkelijke emissies worden overbrugd. Dat zou ondernemers belonen voor effectieve reductiemaatregelen, terwijl de bescherming van kwetsbare natuurgebieden beter onderbouwd wordt.

 

Een meetgedreven benadering maakt het mogelijk om de stikstofcrisis te ontsluiten zonder af te glijden in juridisch en economisch moeras. En bovenal: het herstelt het vertrouwen dat maatregelen aan de bron ook daadwerkelijk bijdragen aan ruimte in de samenleving.